Meest gestelde Vragen (FAQ)

Micro-organismen voor wortelbehandeling: mycorrhizaschimmels, Trichoderma en nuttige bacteriën (PGPR)

Hier worden de meest gestelde vragen over het gebruik, de doeltreffendheid, compatibiliteit, duurzaamheid, kwaliteit en veiligheid van micro-organismen voor de wortelbehandeling beantwoord.

Toepassing

Algemene vuistregel: het is beter om regelmatig kleine hoeveelheden toe te dienen, dan éénmaal een grote hoeveelheid. Het doel is om stabiele populaties in de bodem te behouden, en de wortels over langere perioden gelijkmatig te koloniseren. Vrij levende micro-organismen zoals rhizobacteriën en Trichoderma, bouwen vaak grote populaties op, die tijdens de vegetatieve groei weer kunnen instorten. In dit geval moet de toediening herhaaldelijk worden uitgevoerd. De regelmatige nabehandelingen met kleinere hoeveelheden over langere perioden zorgt voor een rijk spectrum aan nuttige soorten. Meerdere soorten van micro-organismen koloniseren het worteloppervlak maar de verhouding van dominantie veranderd in de loop der tijd. Zo kan bijvoorbeeld een aanvankelijk sterk vertegenwoordigd soort op een later tijdstip niet meer gedetecteerd worden. Maar misschien is het juist deze soort die in een later tijdstip van de teelt de meest belangrijke diensten doet, b.v. bij de bloei of vruchtontwikkeling waarvoor veel voedingsstoffen nodig zijn. Enigszins anders is het geval met micro-organismen die nauw met het weefsel van de plantenwortels verbonden zijn, zoals mycorrhizaschimmels of wortelknobbelbacteriën van peulvruchten. Planten die goed en volledig zijn geïnoculeerd na het kiemen, houden deze symbiotische partner tot aan het einde van hun leven. Een nabehandeling is hier doorgaans minder zinvol.

In de praktijk zie je toch altijd weer positieve verrassingen bij nabehandelingen met Endomycorrhizaschimmels. Meerjarige fruitbomen of wijnstokken profiteren vaak weer van een hernieuwde Mycorrhiza toediening. De reden voor dit refresh effect ligt waarschijnlijk in de concurrentie tussen de verschillende soorten van mycorrhiza-schimmels, waarbij goede stammen na een nieuwe toediening minder effectieve soorten in delen van het wortelstelsel onderdrukken.

Een nabehandeling moet in een seizoen worden uitgevoerd wanneer de wortels opnieuw uitschieten. Meestal is dit in het voorjaar. De beste tijd in tropische en subtropische gebieden is aan het einde van het regenseizoen of - bij gewassen met irrigatie - aan het einde van de winter.

Sommige gebruikers vermenigvuldigen de in de handel verkrijgbare sporenpreparaten voor de toepassing in een meerdaags groeiproces onder niet-steriele omstandigheden. Het doel van deze verrijking is om meer materiaal te krijgen die de wortels sneller infecteren. Zijn de sporen reeds op deze manier gekiemd, dan kunnen de micro-organismen als koloniën of schimmeldraden het worteloppervlak sneller koloniseren. Wij zijn van mening dat deze vermeerdering in enkele gevallen voordelig kan zijn, maar meestal niet gerechtvaardigd is vanwege de beschikbaarheid van goede, technisch en toch betaalbare inoculaties. Gezien de lange lijst van mogelijke nadelen raden wij dit in het algemeen af. Als voedingsbodem worden bij de vermeerdering de grondstoffen (melasse, glucose...), nutriënten (N, P...) en andere bronnen van organisch materiaal (compost, vezels...) gebruikt. Deze stoffen kunnen bij een onvolledige afbraak door micro-organismen, bijvoorbeeld door voortijdige beëindiging van het vermeerderingsproces, onvoorspelbare consequenties voor het gewas tot gevolg hebben. Globaal kan alleen een verbeterde effectiviteit van de micro-organismen deze extra arbeid en tijd van vermeerdering rechtvaardigen. In een doorsnee tuinbouwbedrijf gaat deze regel in het algemeen niet op.

Onverteerde resten suikers kunnen voor de in de teelt bestaande pathogenen zoals Erwinia, Xanthomonas of Phytophthora een snel bruikbare energiebron zijn. Deze al gevestigde organismen zijn tegenover de nieuwkomers al aan de omgeving aangepast en kunnen direct gebruik maken van de suikers voor een explosieve groei. Dit risico is bijzonder groot bij het spuiten waardoor residu achterblijft op het blad. De extra toediening van nitraat en fosfaatresten kan ongelijkheden veroorzaken bij een optimaal ingestelde plantenproductie. Vooral in de substraatteelt die hydroponisch of semihydroponisch is kan de computergestuurde meststoffengift uit balans raken. Ook is gemeld dat bij voorvermeerdering micro-organismen concurreren met de planten voor nutriënten. Dat kan niet gebeuren bij het toepassen van onze zeer technische preparaten. Bij toepassing van ruw plantenmateriaal als koolstofbron kunnen op deze manier pathogenen ingebracht en mee vermeerderd worden. Dit materiaal moet eerst worden onderworpen aan een composteerproces omdat dan hoge temperaturen worden bereikt die pathogene schimmels en bacteriën doden. Bij de vermeerdering van rhizobacteriën en Trichoderma mogen daartegen geen hoge temperaturen bereikt worden. Dit laatste punt leidt tot de volgende algemene overweging: Goede commerciële inoculaties bestaan uit een mengsel van zuivere stammen die in steriele grote industriële bioreactoren gescheiden en onder strikte controle geproduceerd worden. Met dit type incubatie worden geen ongewenste micro-organismen mee vermeerderd. Alle belangrijke groeiomstandigheden worden zorgvuldig gecontroleerd, zodanig dat de stammen hun gewenste eigenschappen niet verliezen. Residuen van de kweek worden tot een minimum beperkt. Al deze factoren leiden tot een constante hoge kwaliteit die volgens objectieve wetenschappelijke criteria voortdurend gecontroleerd worden. Dit is belangrijk omdat alleen zo de goede resultaten in het eerste jaar van de toepassing ook in tegenstelling tot onze gecontroleerde productie heeft het ambachtelijke vermeerderingsproces een lange lijst van onzekerheden. Te vaak veranderd zich de duur of de temperatuur tijdens de fermentatie. De verkregen samenstelling van de soorten, de residuen en de toepassingseigenschappen kunnen daardoor drastisch veranderen. Aangezien veel micro-organismen samen groeien, kunnen sommige soorten door concurrentie onderdrukt worden en uitvallen. Mycorrhizaschimmels kunnen bijvoorbeeld op deze manier niet vermenigvuldigd worden en overleven deze werkwijze meestal niet. De effectiviteit van de overlevende soorten kan gedeeltelijk verloren gaan. Sterk veranderde eindproducten van het vermeerderingsproces leveren verschillende resultaten op in de teelt. De vele onzekerheden kunnen tot mogelijke verrassingen leiden, de planning en schema's verstoren en in het ergste geval kan er uitval optreden.

Bij bemesting met minerale zouten kan een overdosis verbranding van de plant tot gevolg hebben. Zoiets is niet waargenomen bij de toepassing van micro-organismen. Ze doen hun werk of gaan dood. Een overdosis bestaat in technische zin niet, maar de kunst bij de dosering is, – binnen een redelijk kostenkader – voldoende product toe te passen om het gewenste effect te bereiken.

Onze producten zijn fijne poeders of granulaat. Bij sommige toepassingen worden ze met het substraat of zaadgoed gemengd. Vaak word het in water opgelost, en in deze vorm gespoten of via het irrigatiesysteem aangebracht. Voor bijvoorbeeld het product Bactiva® heeft zich een mengverhouding van 30g op 10l water bewezen. Belangrijk is dat de sporen van de micro-organismen met voldoende water in de wortelzone wordt aangebracht. Ook mag de wateropnamecapaciteit van het substraat niet worden overschreden om het sporenmateriaal niet door te spoelen (bijvoorbeeld bij het doorspoelen in tray’s). Vanuit het biologisch perspectief is de vraag naar de exacte hoeveelheid water niet belangrijk, zolang er maar water voor de kieming van de sporen beschikbaar is. Het water heeft een primaire functie van de werking bij de toepassing. Bij de bepaling van de hoeveelheid water staan veel meer agronomische overwegingen op de voorgrond, omdat het doel is de sporen zo volledig mogelijk in de wortelzone te brengen. De hoeveelheid water hangt vooral af van de methode van de applicatie en de apparatuur, waarbij met moet zorgen voor een homogene verdeling van het product bij ieder teeltsysteem (tray, pot, veld of plantage).

Voor biologische preparaten die worden gebruikt op het bladoppervlak, bijvoorbeeld bio-insecticiden op basis van Bacillus thuringiensis, Beauveria bassiana of Metarrhizium anisopliae, anisopliae, dient de hoeveelheid water nauwkeurig te worden afgestemd. Het effect van deze producten is afhankelijk van een volledige bedekking van het oppervlak. Tegelijkertijd is ook een hoge concentratie aan sporen voor een goede bedekkingsgraad bij het bereiken van alle ziekteverwekkers op het bladoppervlak cruciaal. Voor toepassingen in de wortelzone is de bedekkingsgraad en de concentratie van de sporen bij het directe worteloppervlak minder essentieel voor een goede werking, omdat de bacteriën en schimmels zich door koloniën of myceliumgroei kunnen verspreiden. Door het organisch materiaal van de bodem kunnen deze saprofyten naar de wortel toe groeien. In het algemeen is dit meestal voor de sporen van micro-organismen op het voedselarme bladoppervlak niet mogelijk.

Alle micro-organismen hebben een bepaald pH-bereik waarin ze met voorkeur groeien en bijzonder effectief zijn. Daarom raden sommige aanbieders aan om de pH van het water vóór het inmengen van de producten aan te passen. Wij raden dit niet aan, omdat de van ons geselecteerde micro-organismen geen blijvende schade laten zien in een te zuur of te basisch irrigatiewater binnen de voor planten verdraagbare grenzen. Daarom is het bijstellen van de pH waarde van het water niet noodzakelijk bij het mengen. Doorslaggevend voor de werkzaamheid van micro-organismen is uiteindelijk de pH-waarde die zich in de rhizosfeer en bodem bevind. De stammen die van ons worden ingezet hebben een grotere tolerantie voor extreme pH-waarden die planten aankunnen. We hebben gezien dat geïnoculeerde planten vaak beter in zeer zure of basische gronden groeien dan onbehandelde planten. Zo werd extreem zuur mijnafval in de Verenigde Staten na jaren van mislukte pogingen met de hulp van de ectomycorrhizaschimmel Pisolithus tinctorius met succes herbebost.

Op locaties die een negatieve invloed op de groei van planten en levende wezens van de bodem uit oefenen, kan vooral de regelmatige toediening van nuttige micro-organismen het productiesucces verbeteren. Ze stimuleren de wortels die hebben geleden door verplanten, in een verdichte bodem uitgezet zijn of die aan andere problemen lijden die de groei van gezonde delen belemmeren. In de praktijk wordt vaak gevonden dat het bijzonder zinvol is om nuttige micro-organismen in die bodem toe te passen waar voor lange tijd op conventionele wijze geteeld is. Meestal zien we bij de planten een verbeterde opname van voedingsstoffen, meer groei en hogere opbrengsten. De inzet van micro-organismen is dan ook altijd zinvol als je er niet van uit kan gaan dat voldoende grote hoeveelheden nuttige stammen en soorten via de natuurlijke weg de nabijheid van de wortel bereiken. Dit geldt vooral voor endomycorrhizaschimmels waarvan de sporen grote diameters hebben en doorgaans niet via de lucht verspreid worden om bijvoorbeeld zaailingen in trays te inoculeren.

Bij zaailingen die kiemen in turf en dergelijke substraten kan meestal geen mycorrhiza gevormd worden zonder inbreng van mycorrhizasporen. Worden deze planten zo vroeg mogelijk behandeld, dan is de schimmel in staat door de gehele wortelzone te groeien. De schimmel is onderworpen aan een rijpingsproces, vergelijkbaar met de plant. Als het mycelium bij het ompotten dan al goed ontwikkeld is, helpt het de plant om stress te overwinnen bij het verplanten. Niet gemycorrhizeerde planten vinden na het uitplanten in het veld meestal vroeg of laat ook wel mycorrhizaschimmels. Echter, wanneer ze deze pas laat vinden verliezen ze een belangrijke voorsprong bij verschillende ontwikkelingsstadia. Binnen de grote verscheidenheid aan gewassen die een voordeel hebben van mycorrhiza moet vooral vroeg en herhaaldelijk behandeld worden bij wijnstokken of fruitbomen die vele jaren hoge rendementen brengen. Hier is de kosten-batenanalyse duidelijk: de investering voor de behandeling met endomycorrhizaschimmels is te verwaarlozen in vergelijking met andere kosten van de teelt en de potentiële meer-inkomsten. Voor korte teelten ziet dat er anders uit. Zo kunnen de kosten van een mycorrhizaschimmel bij sla snel groter zijn dan de voordelen. Hier moeten veldproeven opheldering verschaffen.

Mycorrhizaschimmels hebben geen mogelijkheid om op het bladoppervlak te groeien. Ze moeten onvermijdelijk in de wortelzone worden toegepast. De situatie is anders bij veel bacteriën en schimmels van de wortelzone. Zij kunnen gewoonlijk in het bovengrondse deel van de plant groeien, als ze er een voedselbron vinden. Ze worden echter aan een aantal problemen blootgesteld, waardoor de ontwikkeling in dit leefgebied moeilijk is. In tegenstelling tot de rijke organische voedselvoorziening in de bodem en de rhizosfeer, zijn er op de cuticula van bladeren nauwelijks voedingsstoffen (fylosfeer) te vinden. Bacillus en Trichoderma kunnen zich niet actief bewegen, maar verspreiden zich op een voedingsbodem door koloniën en myceliumgroei. Onbeweeglijk, zonder voedingsbron, gevaar voor uitdroging en door blootstelling aan ultraviolette straling zijn ze nauwelijks in staat hun gunstige invloed op de plant te ontwikkelen.

Onze vrij levende micro-organismen krijgen energie uit de afbraak van organische verbindingen. Daarvoor hebben zij een aantal toevoegsels nodig, wat ook typische componenten van de agar petrischalen zijn waarin micro-organismen worden gekweekt in het laboratorium. Als er dergelijke stoffen in de grond worden toegepast, maken alle micro-organismen hier gebruik van, of het nu nuttige of schadelijke soorten zijn. Het gericht bevorderen van de wenselijke micro-organismen is daarom op deze wijze niet mogelijk. Algemeen is natuurlijk de toevoeging van stoffen die de groei van bodemmicro-organismen bevorderen aanbevolen, omdat een actief ecologisch stabiel bodemleven de plant minder gevoelig maakt voor aanvallen van pathogenen. Toch moeten snel beschikbare energiebronnen, zoals gemakkelijk afbreekbare suikers vermeden worden. Materialen met microscopisch kleine oppervlak verhogende structuren hebben bewezen een gunstig groeiklimaat te zijn voor micro-organismen.

Afgezien van deze algemene opmerkingen, zijn er onlangs proeven gedaan om uitsluitend de groei van gewenste micro-organismen te bevorderen. Het blijkt dat sommige polyfenolen als hulpstoffen dienen om de kolonisatie van de wortels door endomycorrhizaschimmels te bevorderen. Door voedingsmedium toe te voegen aan een voedselarme cuticula van het bladoppervlak, zal er ook groei van ongewenste micro-organismen zijn. Echter, deze methoden zijn op commerciële schaal zelden gebruikt.

Effectiviteit

De toediening van traditionele chemische middelen wordt vaak gebruikt voor één probleem. Zijn de bladeren b.v. geel van kleur door een tekort aan stikstof, dan wordt bemest met stikstof en de bladeren worden weer groen. De werkingsmechanismen en interacties bij omgang met micro-organismen zijn vaak divers. Bij het werken met complexe biologische systemen moet je ver vooruit denken. In de praktijk is het dus in detail vaak onmogelijk kwantificeerbare voorspellingen voor de effectiviteit te maken. In plaats daarvan wordt waarde op trends gelegd die vaak in hun geheel superieur zijn tegenover de oplossingen van problemen met alleen een chemische werking.

Bodemadditieven kunnen niet helemaal de plaats innemen van de toediening van chemische meststoffen in de intensieve tuinbouw. Stikstofbindende bacteriën kunnen slechts een beperkte hoeveelheid stikstof brengen (tot 70kg/ha). Zij kunnen beter de opgenomen stikstof aan de plant doorgegeven, zonder dat een groot deel verloren gaat zoals bij chemisch kunstmest. Micro-organismen maken fosfor en kalium voor de plant beschikbaar, maar kunnen deze elementen niet uit de lucht fixeren of zelf nieuw maken. Ze kunnen dus alleen daar meststoffen beschikbaar maken waar voldoende hoeveelheden van deze elementen in de bodem aanwezig zijn maar niet toegankelijk voor de planten, d.w.z. moeilijk oplosbaar of onoplosbaar. De micro-organismen kunnen dus geen fosfor en kalium leveren (b.v. in een kunstmatig substraat), zonder toegevoegde minerale meststoffen. Hoe ver een biologisch product een chemisch product kan vervangen dient te worden beoordeeld aan de hand van een eerste overleg. Door het goed observeren van de effecten na gebruik zouden aanbevelingen van de toepassing in samenwerking met onze adviseurs verder aangepast moeten worden.

De ontwikkeling van onze micro-organismen is vooral optimaal bij hogere temperaturen (tussen 25°C en 35°C). Bij nog hogere temperaturen kan het leiden tot een groeiremming, waarbij verlies eerst bij temperaturen van boven 42°C door coagulatie ontstaan, d.w.z. onherstelbare schade van de eiwitten. Tijdens opslag en toepassing moet absoluut opgemerkt worden dat de micro-organismen in onze producten niet worden blootgesteld aan temperaturen boven 40°C. Deze warmte kan gemakkelijk in de zomer bereikt worden op de hoedenplank van de auto of in de slangen van een irrigatiesysteem. Bij opslag van de meeste van onze micro-organismen moet bevriezing worden vermeden, omdat er dan ijskristallen in de cellen kunnen groeien die de membranen doorboren. In het algemeen geld, dat groeiomstandigheden die goed zijn voor de planten, ook goed zijn voor de micro-organismen in onze producten. Dit geld ook voor het temperatuurbereik. Met wortels verbonden micro-organismen die een koude en warme omgeving tolereren, helpen de plant beter extreme temperaturen te doorstaan.

Een met Bactiva® behandeld wortelgestel is meestal beter verdeeld, helder gekleurd en met meer haarwortels uitgerust. Bij het uitschudden van de kluit blijft er meer grond aan de wortels hangen. De massaverhouding van wortel tot bovengrondse plantendelen wordt verschoven ten gunste van een krachtiger wortelgestel. De met onze producten behandelde planten kunnen verplanting, slechte milieu omstandigheden en voedingstekorten beter verwerken. Dit maakt ze minder gevoelig voor abiotische stress en produceren een hogere opbrengst. Ze hebben een langere levensduur en produceren over langere periodes. Afgezien van deze voor de gebruiker zichtbare gevolgen kunnen de micro-organismen ook direct worden gedetecteerd met laboratoriumtechnieken. Niet alle wortels die geënt zijn met mycorrhizaschimmels groeien versterkt. In tegenstelling tot de ectomycorrhiza is de endomycorrhiza gewoonlijk niet zichtbaar voor het blote oog. Een goed uitgegroeid mycelium in de bodem is in het algemeen belangrijker voor het succes van de behandeling dan een ingewikkelde gemeten mate van mycorrhiza van de wortel. Met een lichtmicroscopie kunnen hoge concentraties van onze Trichoderma stammen weken na de behandeling met Bactiva® in de onmiddellijke nabijheid van de wortel nog worden gedetecteerd. Hoe hoger de concentratie, des te uitgebreider ze werken in het voordeel van de planten.

De voedingsbehoeften van een teelt is afhankelijk van vele factoren, zoals de hoogte van de voor planten beschikbare voedingsstoffen en sporenelementen in de bodem, de groeifase, het productiesysteem en de gewenste opbrengst. Bij een voedingsadvies moet rekening worden gehouden met al deze criteria en ook de chemische analyses. Algemene besparingsaanbevelingen voor de toepassing van mycorrhizaschimmels in combinatie met rhizobacteriën (bijvoorbeeld de producten Endo Cereal, Endo Maïs en Aardappel Startset) is daarom niet mogelijk. Niettemin heeft zich in de praktijk van landbouwgewassen in het eerste jaar 20% stikstof en fosfaat besparing bewezen. Als hierdoor de opbrengst niet verminderd, kan men de volgende jaren de bemesting geleidelijk naar 30% en uiteindelijk tot 40% verlagen. Vertrouw overdreven beloften niet, die zeggen dat u de gehele chemische en organische mestprogramma's door behulp van micro-organismen kunt vervangen. Vraag advies aan onze medewerkers over meerdere groeiperioden, wanneer u van plan bent besparingen in het meststoffenprogramma door te voeren.

Een vaak gemeld richtniveau van de praktijk inzake de toepassing van onze endomycorrhizaproducten is een toename van de opbrengst van 5% tot 10% in landbouwgewassen. Van globale toezeggingen moet worden afgezien, zoals de discussie over de besparingen in het meststoffenprogramma. De ervaring leert dat men met een behandeling relatief grote opbrengsttoename bereikt, wanneer de teelt vrij ver beneden hun grootste opbrengstpotentieel is. Zo kan men verwachten dat de productie van maïs, normaal een opbrengst heeft van 6t/ha, verhoogd kan worden met 10%. In tegenstelling, is bij maïs die routinematig ongeveer 12t/ha opbrengst levert, slechts een stijging van ongeveer 5% te verwachten.

Combineerbaarheid

Aanbevelingen voor het gebruik van biologische preparaten zouden een compatibiliteitslijst moeten hebben, waarin informatie staat over de interactie met chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Dit geldt met name voor het gebruik in geïntegreerde teelt en de geleidelijke vervanging van chemische middelen door biologische alternatieven. De nuttige schimmels in onze producten kunnen in de regel samen gebruikt worden met insecticiden, herbiciden, antibiotica en zelfs vele fungiciden. Soms echter wordt een lichte groeiremming waargenomen door fungiciden. Schaadt bijvoorbeeld een fungicide de kolonisatie van onze stam endomycorrhizaschimmel Glomus intraradices, dan definiëren wij dit fungicide als compatibel zolang de kolonisatie niet lager is dan 80% van de normale graad van kolonisatie. Hoge concentraties fosfaat ( >40ppm in een voedingsoplossing) kan de kolonisatie van mycorrhizaschimmels tijdelijk zo vertragen, dat binnen het strakke tijdschema van een plantaardige productie geen kolonisatie plaats vind. Voor sommige gewassen, zoals tarwe, wordt vaak bij halvering van de fosfaat gift door mycorrhizatie hogere opbrengsten bereikt dan bij de normale fosfaatbemesting. De nuttige bacteriën in onze producten verdragen in de regel insecticiden, herbiciden en fungiciden, maar geen antibiotica. Over het algemeen mogen schimmel- en bacteriesporen niet direct worden gemengd met chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen in dezelfde tank. Bijzondere voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van biociden met antibacteriële brede werking, zoals chloor en waterstofperoxide.

We streven naar het doel van een geïntegreerde teelt met een toenemende inzet van nieuwe microbiologische elementen in het vaste kader van de traditionele teeltervaringen. Met uitzondering van biociden en enkelen chemische fungiciden kunnen onze producten met de meeste chemische producten worden gecombineerd. Dit maakt de geleidelijke invoering mogelijk, zonder totale afstand te nemen van bewezen chemische middelen of teeltmaatregelen. Onze adviseurs begeleiden deze geleidelijke ontwikkeling van vertrouwen door een behoedzame samenwerking. We weten dat de overgang van conventionele landbouw methoden naar de biologische teelt altijd een gezamenlijk leerproces bevat. We besteden aandacht aan de lange-termijn ervaring en wantrouwen radicale oplossingen.

Niet verplicht maar aanbevolen zijn culturele gebruiken die de bodem ecologisch verbeteren, omdat zij bijdragen aan de vorming van humus en het voorkomen van vermeerdering van ziektekiemen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de inbreng van organisch materiaal en biostimulanten die het bodemleven stimuleren (compost, regenworm compost, visextract, humin- en fulvozuren, zeewier extracten, enz.), het verminderen van ploegen voor het direct zaaien, het gebruik van de juiste plantdichtheden, en de vruchtwisseling van zomer- en wintergewas.. Het bemestingsplan moet voldoen aan de criteria van tijdige analyseresultaten en de regelmatige meting van de pH en E.C. waarde, die de micro-elementen omvatten. Ons advies omvat de biologische, chemische en organische ingrediënten.

De wortels van alle planten zijn geassocieerd met de voor hun nuttige micro-organismen. Ons product Bactiva® kan met succes worden gebruikt in alle teelten. Zelfs de wortels van epifyten zoals orchideeën worden regelmatig commercieel behandeld met Bactiva®. De enige uitzonderingen zijn waterplanten, voor wie onze micro-organismen niet geschikt zijn. Commercieel worden onze producten tot nu toe vooral op de volgende gewassen toegepast:

  • Groenten en fruit: tomaat, paprika, aardappelen, sla, komkommer, aardbeien, bramen, frambozen, watermeloen...
  • Peulvruchten: bonen, erwten, sojabonen, tuinbonen, kikkererwten, pinda's...
  • Graan en maïs: maïs, tarwe, gerst, gierst...
  • Sierteelt: poinsettia, roos, snijbloemen...
  • Bosbouw / Fruitbomen: dennen, eiken, perzik, avocado, noten...
  • Cash gewassen: katoen, suikerriet, palmolie...
  • Parken en Groen: golfbanen, sportvelden...

Bij sommige planten is mycorrhiza niet mogelijk. Hiertoe behoren alle gewassen van de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae), Duizendknoop (Polygonaceae), Anjer (Caryophyllaceae), vetplanten (Crassulaceae) en amarantenfamilie (Chenopodiaceae), evenals vele waterplanten en planten die nabij het water leven, zoals de cypergrassen (Cyperaceae) russen (Juncaceae), en specifieke plantenfamilies waaronder vleesetende planten en parasieten. Deze planten kunnen niet worden behandeld met endomycorrhizaschimmels. Bij al deze planten kan echter Bactiva® met succes toegepast worden (uitgezonderd waterplanten). Bovendien hebben verschillende plantensoorten verschillende mycorrhiza's nodig. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende type mycorrhiza, die verschillende schimmelsoorten hebben (ecto-, Ect-Endo-, arbutoide-, ericoïde-, VA-, orchideeën- en monotropoide mycorrhiza). Veruit de meest voorkomende vorm is de VA-mycorrhiza (VA = vesiculaire-arbusculaire), die voornamelijk worden gevormd door schimmels van de soort Glomus. Hier worden producten uit onze Endo-lijn aanbevolen.

Dit thema wordt fel gediscussieerd door enkel deskundigen. Op basis van onze eerdere ervaringen, zien we dat: Trichoderma en Bacillus subtilis zo nu en dan elkaar kunnen schaden. Echter wordt deze zelden en gewoonlijk zwakke negatieve relatie meer dan gecompenseerd door de algemene voordelen van een complex mengsel. De combinatie van een aantal zeer effectieve types in onze producten verhoogt de kans op succes en gebruiksmogelijkheden voor verschillende culturen en onder verschillende milieu- en productieomstandigheden.

Het ecologisch evenwicht van een gemeenschap van natuurlijke soorten wordt met het aantal betrokkene soorten en stammen stabieler. Deze regel geldt ook voor de levensgemeenschap van de bodem en de directe omgeving van de wortels, de rhizosfeer. Hier maakt een ecologisch stabiele gemeenschap van diverse soorten van micro-organismen het voor de plant mogelijk, zelfs onder slechte omstandigheden te gedijen. Toch kunnen de micro-organismen van diverse commerciële producten soms in antagonistische correlatie met elkaar staan. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat sterk dominante maar weinig effectiefe stikstofbindende bacteriën andere effectievere stikstofbindende bacteriën van een ander product geheel onderdrukken. Om dit te voorkomen, mogen alleen deze preparaten worden gecombineerd, die elkaar aanvullen en hun prestaties respectievelijk getoond hebben als stand-alone producten. Een combinatie van verschillende producten die zichzelf hebben bewezen is in dit geval onderbouwt.

Houdbaarheid

De mogelijkheid van een organisme om in een aantal factoren zoals temperatuur, zuurgraad, hoogteniveau en de beschikbaarheid van water te leven,te groeien en te vermenigvuldigen, wordt de ecologische amplitude genoemd. Deze is bij de micro-organismen in het algemeen breder als bij de plant, d.w.z. ze kunnen ook nog overleven waar planten niet meer gedijen. Micro-organismen die de wortels van planten koloniseren, maken het voor de planten mogelijk, extreme pH-waarden en temperaturen of gebrek aan water beter te doorstaan. Door hun bufferende werking helpen de micro-organismen de planten aan een bredere ecologische amplitude. Deze vaststelling beantwoordt een lange reeks van vragen die t.a.v. micro-organismen gesteld moeten worden. Goede groeiomstandigheden voor de planten zijn ook gunstig voor de micro-organismen in onze producten. Daarom kan men micro-organismen combineren met alle plantensubstraten. Toch moet de geschiktheid van een substraat of een oplossing als drager voor micro-organismen mengsels in individuele gevallen bevestigd worden door laboratoriumproeven, wanneer de mengsels lange tijd worden opgeslagen voordat ze worden toegepast bij de teelt. Zo bieden onze endomycorrhizaschimmels, als ze worden gemengd met compost, na een paar weken van opslag, in driekwart van de gevallen geen bevredigende kolonisatiesuccessen meer op de plantenwortels. Daarbij ontstaan echter grote en moeilijk te verklaren verschillen tussen diversen soorten compost. Micro-organismen, die zich, zoals Bacillus en Trichoderma saprophytisch voeden, kunnen bij voldoende vrij beschikbaar water ontkiemen en door het substraat groeien. De resulterende groeivoorsprong is positief. Ook kan een dergelijke populatie bij te lange opslag weer instorten.

De houdbaarheid van verschillende micro-organismen soorten en stammen is zeer verschillend. Bacteriën zoals Bacillus, die echte sporen vormen (endosporen), zijn de organismen met de langste houdbaarheid. Heel anders is het bij bacteriesoorten die geen echte sporen vormen. Zo verliezen Pseudomonas, Azospirillum en Azotobacter al na een paar maanden aan levensvatbaarheid, als ze niet eerst goed gedroogd en vervolgens bij temperaturen onder het vriespunt opgeslagen worden. Onze stam van Trichoderma harzianum en de Endomycorrhizaschimmel Glomus intraradices behouden ten minste twee jaar bij een goede opslag het ontkiemingsvermogen.

De sporen van Bacillus subtilis overleven experimenten waarin een asteroïde inslag uit de atmosfeer is nagebootst, ook de volgende reis door het zonnestelsel en de botsing op een andere planeet wordt overleefd. Ook is gemeld dat Bacillus sporen na 250 miljoen jaar opslag in zoutkoepels nog ontkiemen. Het lijkt aannemelijk dat bij dergelijke resistente sporen planetaire overbrenging mogelijk is en daardoor misschien zelfs het leven op aarde oorsprong gaf (panspermia).

Als organismen met een verschillende houdbaarheid in één product gemengd worden ontstaat er een probleem bij het bepalen van de vervaldatum. We hebben ervoor gekozen om kort levende hoog werkende stammen zoals Pseudomonas fluorescens in de formulering op te nemen, maar zorgen ervoor dat langlevende Bacillus soorten goede diensten doen, zelfs na langdurige opslag. Onze ervaring leert dat veel producten die uitstekende resultaten in het laboratorium en onder experimentele omstandigheden geven, niet de harde commerciële werkelijkheid van de hele keten stand houden. Daarom zetten wij bij de selectie van stammen en productiemethoden bijzondere nadruk op lange houdbaarheid en weerbaarheid. Over het algemeen zijn onze producten zo samengesteld, dat 98% van de sporen 18 maanden opslag bij minder dan 25°C overleven.

Kwaliteit

Deze vraag is meestal niet eenvoudig te beantwoorden en moet in een individueel geval met gerichte testen in ons laboratorium beantwoord worden. Eenmaal in water gemengd is deze oplossing één dag houdbaar. Als het een periode van een aantal dagen of weken wordt, moet deskundig advies geraadpleegd worden.

Een biologisch product is goed als het goed werkt binnen een redelijk budget. Het is niet alleen goed, omdat het goedkoop is, een hoge concentratie van sporen heeft, of als de fabrikant veel belooft. Men moet zich laten leiden door de verklaringen van andere gebruikers, liever eerst kleine oppervlakten behandelen, radicale veranderingen vermijden en het toedieningsadvies na de eerste ervaringen eventueel opnieuw overwegen.

Microbiële producten verschillen voornamelijk in de selectie van de organisme soorten en stammen, de productie en het conserveringsproces, evenals de concentraties en additieven. Sommige producten worden reeds tijdens de fabricage met grote hoeveelheden metabolieten verrijkt, die het product vanaf het moment van het inzetten effectief maken, zonder dat de micro-organismen moeten beginnen met groeien. Bij andere producten verliezen de organismen hun gewenste eigenschappen tijdens het productieproces. Daarnaast onderscheiden zich de producenten in kwaliteitsnormen en ervaring met hun producten in het dagelijks gebruik onder marktvoorwaarden. Dit is slechts het begin van een lange lijst van functies die het moeilijk maakt producten objectief met elkaar te vergelijken. De gebruiker moet zich afvragen hoe lang de producten kunnen worden opgeslagen en of ze in zijn productiesysteem kunnen worden toegepast. Kan hij passend advies verwachten? Wat is de reputatie van het merk en de fabrikant op de markt? Hoeveel andere gebruikers kent hij? Chemische producten zoals bijvoorbeeld NPK-meststoffen of metalaxyl preparaten kunnen vaak door de concentraties van de werkzame bestanddelen vergeleken worden. Voor aanbieders met een goede gelijkwaardige reputatie kan de gebruiker d.m.v. een kort prijsvergelijk (t.o.v. resultaat) de beslissing nemen om te kopen. Bij biologische producten is louter de vergelijking van de ingrediëntenlijst niet voldoende. Zo kan een product op basis van Trichoderma harzianum effectiever zijn als een concurrerend product met een duizendvoudige concentratie.

Meestal is het voor de gebruiker onmogelijk om de sporenconcentratie te controleren. Hij kan zich beter laten ondersteunen door analyses van gecertificeerde microbiologische instituten, maar toch komt het regelmatig voor dat er verschillende concentraties gerapporteerd worden van een monster dat aan verschillende laboratoria gestuurd word. Als de gebruiker eindelijk zekerheid over een product heeft opgedaan, kan hij er niet van uitgaan dat hij dezelfde concentratie of een vergelijkbare zuiverheidsgraad bij de volgende aankoop zal ontvangen. In deze situatie, is de reputatie van een merk van cruciaal belang. Wij als fabrikant zijn bezorgd om onze reputatie en hebben een strenge kwaliteitscontrole om doorgaans over jaren goede resultaten te bereiken. Wij nodigen onafhankelijke instituten uit, onze procedures voor kwaliteitsonderzoek te controleren, zodat onze uitspraken objectief begrijpelijk zijn voor derden.

Van elke productiecharge wordt een reserve monster behouden, dat wordt onderworpen aan een kwaliteitscontrole. Het aantal sporen en de kieming worden bepaald door algemeen aanvaarde microbiologische methoden.

Veiligheid

De sporen worden aan kleine deeltjes van toevoegsels gehecht, die als voedselbron en hulp bij de start dienen. Critici beweren dat micro-organismen producten die worden voorzien van additieven zoals aminozuren, humuszuren en zeewierextracten, daardoor in alle gevallen een positieve werking hebben, zelfs als het niet van de organismen komt. In het geval van onze sterk geconcentreerde producten worden bij een toepassing meestal slechts een paar honderd gram per hectare toegediend. In deze kleine hoeveelheden zijn echter veel sporen, die bijna allemaal in staat zijn om een kolonie te vormen en zich daardoor exponentieel vermenigvuldigen. Additieven kunnen zich niet vermenigvuldigen. Het effect van enkele grammen algenextract per hectare is op de groei van planten te verwaarlozen.

Voor het product Bactiva® zijn uitgebreide toxicologische gegevens per EPA richtlijnen gemaakt (huid, irritatie van de huid, ogen, menselijke consumptie, aquatische toxiciteit). De LD50-waarde is > ( >2000mg/kg, en dus is het product niet langer onderworpen aan de CLP-verordening. Derhalve wordt het geclassificeerd als niet-toxisch. Ondanks de veiligheid van het product, dient het inhaleren van het fijne poeder worden vermeden, aangezien de sterk geconcentreerde sporen en metabolieten slijmvliezen en luchtwegen kunnen irriteren. We gebruiken bij het mengen beschermende pakken en ademhalingsmaskers. Zonder het gebruik ervan kunnen na het constant omgaan met de sporen irritaties en immuunreacties optreden. Wij raden dus daarom ook de gebruiker aan om bij de toepassing een masker en handschoenen te dragen. Mensen die gevoelig zijn voor allergieën moeten zich extra beschermen. Hoewel de micro-organismen uit de natuur gehaald worden en in de lucht die we inademen overal in kleine hoeveelheden voorkomen, zijn wij gewoonlijk niet blootgesteld aan zo'n grote hoeveelheden sporen. Indien de micro-organismen op de bovengrondse delen van planten worden gesproeid, moeten zij zo snel mogelijk in de wortelzone worden ingespoeld, waar ze effectief worden. Minimale residuen op de bladeren en vruchten moeten worden gewassen vóór consumptie. Ze zijn ongevaarlijk zolang het alleen maar fijne sproeiresten, en niet het pure, sterk geconcentreerde product is.

Voor producten die eerst worden ingezet nadat de gebruiker ze heeft voorvermeederd in een tank, is gerapporteerd dat in semi-hydroculturen de bacteriën met de planten om nutriënten concurreren. Dit is tot nu toe niet waargenomen in onze producten. Ook zijn er geen andere negatieve effecten van onze producten op planten bekend.

De micro-organismen in onze producten revitaliseren de bodem en maken hem ecologisch actief. Er zijn geen enkele negatieve effecten op de kwaliteit van de bodem.